Ontdek ons assortiment in jouw regio
Elke winkel heeft zijn eigen unieke productaanbod. Selecteer jouw dichtstbijzijnde winkel om te ontdekken welke productcategorieën zij aanbieden.
Kies een winkelBehangen met een patroon, hoe doe je dat?
Behangen met een - verspringend - patroon is helemaal niet moeilijk. Waarschijnlijk heb je er nooit eerder op gelet, maar hoeveel een behang met een patroon verspringt, staat gewoon netjes aangegeven op de rol. Zowel de hoogte als de verspringing weet je dus van tevoren. Maar hoe breng je het netjes aan?
Op de rol staan zowel de hoogte van het patroon vermeld, als hoeveel het patroon verspringt - en dus verschoven moet worden. De hoogte van het patroon wordt aangegeven met het eerste getal en het tweede getal geeft aan hoeveel het behang verschoven moet worden om het patroon goed door te laten lopen.
Leg de rol op de behangtafel. Snijd de lengte af die je nodigt hebt, door het behang dubbel te vouwen en er een scherp mes langs te halen. Houd boven en onder 5cm extra over.
Leg nu opnieuw de rol ernaast in dezelfde richting, en begin met de tweede baan waar het patroon boven aansluit. Als het goed is, is de verschuiving precies gelijk aan het tweede getal op de rol. (Je hebt dus altijd wat verlies van behang met een patroon, gelijk aan het tweede getal op de rol.)
De derde baan moet precies als de eerste zijn, en de vierde precies als de tweede enz. Oftewel de even banen zijn hetzelfde en de oneven banen zijn hetzelfde. Als je klaar bent nummer je ze voor je gemak aan de bovenste binnenkant oplopend.
Nummer ook de positie van de banen op de muur. Of je links of rechts wilt beginnen, hangt af van je eigen voorkeur. Maar begin in ieder geval niet in het midden. De eerste baan kan je dan zonder snijden netjes tegen de hoek aan opbrengen. Om te controleren of je eerste baan helemaal recht is, kun je er een waterpas langs leggen.
Let wel op, niet alle muren van oude huizen zijn loodrecht en vooral bij bijvoorbeeld streepjes behang kan het mooier zijn om dan ook niet exact loodrecht te behangen, maar enigszins de schuinte van de bestaande muur te volgen. Dat is een optische kwestie die je op gevoel kunt ‘smokkelen'.
Pap de muur of het behang in, afhankelijk wat er vermeld staat op de rol. Vanaf nu heb je twee paar handen nodig. De ene persoon klimt op de ladder en brengt het behang boven aan (waarbij je dus 5 cm overhoudt). De ander houdt het behang nog even los van de muur, totdat het behang bovenaan goed zit. Strijk dan bovenaf vanuit het midden naar de zijkanten, en vanuit daar steeds verder naar beneden het behang vast. Doe dit met een droge behangkwast en uitwaaierende bewegingen om eventuele luchtbellen te verwijderen.
Laat het overtollig behang boven en onder zitten (het is mooier om dat in één keer over de hele breedte af te snijden en bovendien moet je geen nat behang snijden, dat breekt af).
Je bent nu klaar voor de volgende baan. Behang breng je ‘stotend' aan. Dat wil zeggen dat je het precies tegen de vorige baan aanzet, en niet eroverheen laat vallen. Dit is ook de enige manier om je patroon exact te laten doorlopen. Op het oog sluit je de banen zo aan dat het patroon doorloopt.
Als je klaar bent en het drogen zet in maar je ziet toch ineens luchtbellen; niet schrikken, deze trekken weg en ontstaan door het drogingsproces zelf.
Wacht tot de volgende dag tot het behang droog is, en snijdt pas dan boven en onder het overtollige behang af. Gebruik daarvoor een scherp (afbreek) mes of stanleymes en een lange dunne lat en snij in een vloeiende beweging door.